Ga naar de inhoud

Ken Pomeroy, Cruel Joke

In 2022, besloot ik de review over ‘Christmas Lights in April’ met: “Bekendheid is één ding, jezelf kunnen blijven is een tweede. De commercie weerstaan en uit handen blijven van poetserige arrangeurs is een derde. Ken Pomeroy was toen negentien jaar. Nu op haar tweeëntwintigste is daar ‘Cruel Joke’. Een duistere titel die (mij althans) uitnodigt tot nieuwsgierig luisteren.

Ken Pomeroy is muziek vanaf de wieg tot nu toe. Als je vader muzikant is, je moeder een kleine concertzaal exploiteert en je op zesjarige leeftijd getroffen wordt door John Denvers “Leaving On A Jet Plane”, dan besef je dat je mensen door muziek iets kunt laten voelen en dat wilde ze ook. Dus folkmusic maken met de ukelele, de gitaar, optreden en een album opnemen in de country-folk traditie uit haar geboorteland Oklahoma. Met haar Cherokee achtergrond is het vertellen van verhalen een levensbehoefte om elkaar te helpen, te ondersteunen en gevoelens te vertalen. Symbolieken uit de dierenwereld en de natuur en volksverhalen zijn in haar songs verweven met eigen ervaringen en emoties. Herkenning om (zelf)erkenning te ervaren, dat meen ik uit haar songs te halen. Dat heet raken, maar dan net iets meer.

Ken werkt zo’n twee jaar aan ‘Cruel Joke’. Alle twaalf eigen songs produceert ze samen met haar partner-muzikant Dacota McDaniel. Het beangstigende ‘Pareidolia’, een waanwaarneming die met je op de loop gaat, heeft een kalme bijna slepende melodie met een prominente steel, maar Ken zingt een aantal strofes net iets bijtend waardoor er een genuanceerde wrangheid optreedt. Ken spreekt het conflict als een personage direct aan op ‘Wrango’ met de akoestische gitaar in de hoofdrol. Zo komt haar fijne gitaarspel mooi naar voren en is het een podiumliedje pur sang. Zo’n song die te denken geeft in een milde folk ambiance. De dood is in ‘Stranger’ het eenzaam makende verschijnsel waar we zo heel verschillend tegen aan kunnen kijken. Door het horen van een song over iemand die is heengegaan gezongen door iemand die heengegaan is, kan je denken over de dood veranderen, zo sluit Ken deze kleine akoestische gitaarsong met een emotievol eenzaam, en licht smartelijk gezongen, refrein. Vrolijk is het niet, maar er zweeft toch ook een zekere lichtheid door de songs. De akoestische gitaar is op ‘Grey Skies’ al snel door de steel in een ander (country) daglicht gezet. Een diepe bas zweeft onder de song. Het klinkt als een country klassieker met de diepgang van inheemse bevolkingsgroepen uit haar habitat. Daaraan vooraf gaat ‘Dogs Die’ met een prachtige fingerpicking en een net iets afwijkende zanglijn. Dat ogenschijnlijk kleine detail maakt de song heerlijk om te beleven. Het slow gezongen ‘Days Getting Darker’ wordt fijnzinnig overgoten met langgerekte golfjes elektrische gitaar. Duidelijk is dat Ken het niet zo op heeft met de god van de Bible Belt of in ieder geval de mens die die god heeft gecreëerd. De krekels op ‘Cicadas’ roepen naar een over zichzelf vertwijfelde Ken. In een prachtige entourage van strijkers speelt het verhaal zich tussen waken en slapen af. Een meer georkestreerde song waarin de gitaar van Ken heel mooi niet koppie ondergaat en haar stem van ingetogen naar voluit gaat. Hoe bescheiden dan ook.

Heb ik ‘Coyote’ er niet uitgelicht? Het duet met John Moreland? Schandalig, maar ik vergeef het mezelf, want het album is over de hele breedte een wonderbaarlijk samen gaan van muzikaliteit, traditionele uitgangspunten, lichtvoetigheid en geabstraheerde onderwerpen met de mystiek van de inheemse mens. Elk tekstgedicht is op je eigen wijze te begrijpen. Nee, Ken Pomeroy is niet in andermans handen gevallen.