Soms lijkt het ervan te moeten komen. Het is als een kunstschilder die erachter komt dat zijn studieschetsen ware kunstwerken zijn. Van muzikanten ligt er nog wel eens zoiets op de plank wat erg de moeite waard is. Jason Isbell is er vijf dagen voor gaan zitten om zijn schetsen te maken. Geen voorschetsen, maar werken om direct in een lijstje te zetten.
Jason Isbell zal voor velen, gezien de podia die hij in Nederland en België heeft beklommen, geen onbekende singer-songwriter/gitarist/toetsenist/Americana-muzikant zijn. Tivoli, Paradiso, Roma zijn er een paar. Geboren in 1979 in Green Hill, Alabama. Zoals veel van zijn muzikale verwanten groeit hij op in een Christelijk milieu waar muziek een grote rol speelt met op de eerste plaats gospel. Gitaar en mandoline spelen leert hij al op jonge leeftijd. Opa leert hem, als voorganger van de Pinkstergemeente, de blues kennen. Dan gaat de reis beginnen. Bandjes en uiteindelijk in 2001 lid van ‘Drive By Truckers’. Na zes jaar eindigt zijn deelname en gaat hij solo verder, en maakt met zijn begeleidingsband ‘The 400 Unit’ negen albums. Globaal zou je er het predicaat countryfolkrock op kunnen plakken. Verhalende songs waarin vaak het gevoel achter de tekst een rol speelt. In een van zijn song spreekt Jason de blijdschap uit dat hij de woorden heeft. (Een verzuchting van menig dichter is dat hij of zij ze niet kan vinden). Dat en zijn vijfentachtig jaar oude, en geheel uit mahoniehout gebouwde, ‘Martin’ gitaar met warm zachte klank, zijn genoeg om in vijf dagen ‘Foxes In The Snow’ op te nemen.
Met de opener ‘Bury Me’ wordt het meteen duidelijk. In één song met legendarische beelden de tegenstellingen in het leven vatten is niet alleen razend knap, maar ook direct raak. Beginnend als een acapella gospel en doorgaand in een countryfolk zingt Jason afwisselend zacht berustend en luid verheven. Het fingerpickingspel op ‘Eileen’ is doortastend eenvoudig mooi. Zo’n melodie die niet hoeft te stoppen. Een lied over een verbroken liefde met de triestheid van het voorspelbare verloop en daardoor een intense eenzaamheid schetsend. De titelsong begint als een fris in de wind fladderend liedje. De liefde waar je van houdt, de liefde die zich in je eigen hoofd afspeelt als je niet bij haar bent. Poëtisch, maar ook direct en zelfverzekerd bezongen. ‘Gravelweed’ is met slaggitaar begeleiding een bijna harde aflegging van verantwoording. Door de ander (her)opgevoed worden om daardoor tot de conclusie te komen dat je zonder elkaar verder moet is niet zomaar iets. “I was a gravelweed and I needed you to raise me / And you couldn’t reach me once I felt like I was raised”.
De elf songs, geschreven na een breuk met zijn geliefde, zijn niet meelijwekkend. Eerder een ontleding van wat er gebeurd is en waarom. Keuzes zijn niet verkeerd of goed, wel verdrietig. Uitleg is geen excuus, maar kunnen wel boosheid verzachten. Jason Isbell heeft er niet alleen poëzie mee geschreven, maar ook prachtige persoonlijke, kwetsbare en kernachtige songs mee gemaakt. Dat kon hij alleen als hij ze alleen met zijn fantastisch klinkende gitaar zou maken en spelen. Je moet je toch niet voorstellen dat daar anderen bij betrokken zouden zijn. Ik denk dat dat songs maken in optima forma is.