Ga naar de inhoud

Chris Smither in De Amer: Blues, Vergankelijkheid en Pure Poëzie

Zondagmiddag 23 maart 2025. Hij, Chris Smither, inmiddels tachtig, alleen met zijn gitaar. Wij, met ongeveer honderd mensen als publiek. Op de deel van het al decennia lang gerenommeerde muziekcafé ‘De Amer’ in Amen, is het om half twee al stampvol. Uitverkocht dus. De stoeltjes zijn afdoende, tussen de rijen is het net niet te krap, maar dat is normaal in deze sfeervolle gelegenheid, met een bar in de hoek, een breed podium en barkrukken op de achterste rij om toch wat te kunnen zien als je achteraan bent beland.

Chris Smither
Chris Smither

Om twee uur komt Chris via het smalle pad tussen de stoelen het podium op. Donker haar in zijn kenmerkende coup (hoe doet ie dat). Van verdere opsmuk geen sprake. Applaus “You’re great” en meteen is daar zijn blues, zijn heerlijke gitaarspel, zijn binnenkomer. Ik betrap mij er op dat ik hoop dat het goed gaat als hij gaat zingen. Waarom die twijfel, zou een muzikant als hij optreden als hij ervan overtuigd zou zijn dat er iets niet goed zou gaan? Zeker niet, zijn iets slissende zang met barstjes en een doorleefd rafelrandje is er gewoon. Hij loopt niet weg voor het feit dat zijn stem meegroeit met de jaren. ‘Don’t Call Me Stranger’, waarom niet wordt duidelijk in deze blues die hij zo brengt dat tussen de regels doorlezen niet moeilijk valt.

Chris Smither
Chris Smither

Van zijn laatste album uit 2024 is de titelsong ‘All About The Bones’, met zijn aangrijpende melodie, ontsproten uit het besef dat ouder worden relativeert, zo vertelt Smither. Eens botten altijd botten dus ach, wat zou het. Uit het feit dat hij, in bijtende poëzie, zingt over vergankelijkheid blijkt dat het de moeite waard is, en wellicht een doel op zich, om door te gaan op zijn muzikale weg tot de dood hem roept. Een recensent in ‘De New York Times’ schrijft in een review: “Deze song is de kern waar het bij Chris Smither om draait”, punt, dat was de review, vertelt Chris met een grinnikende scheve glimlach en het commentaar: “Hij heeft eigenlijk gewoon gelijk”. De melodie van ‘In The Bardo’ het stadium tussen leven en het einde naar een nieuw begin, is prachtig. De naar troost zoekende dichter Smither heeft ook in deze song woorden gevonden voor het moeilijk zegbare. Daar zit de man “gewoon” te spelen, zijn complexe fingerpicking-gitaarspel lijkt als vanzelf te komen. ‘In The Bardo’ is overigens een uitzondering op hoe zijn meeste songs tot stand komen. “Als ik een song ga maken”, zo vertelt Chris, “dan heb ik geen idee waar het over zal gaan. Ik begin gewoon, denk met mijn ene hersenhelft ergens aan, mijn andere hersenhelft komt storen met iets heel anders. Vaak met een idee waar ik helemaal niet naartoe wil, maar ja, hij wint het bijna altijd van mijn ene, rationele, hersenhelft. De Bardo intrigeerde mij, als mogelijk antwoord op vragen, dusdanig dat ik vanuit de symbolische waarde ervan ben gaan schrijven”. Het drie kwartier spelen van negen songs, zowel oudere als ‘Train Home’, als songs van zijn nieuwste fantastische album, heeft niet het muisstille publiek, maar hem wel, zichtbaar wat moe gemaakt. Een break is welkom.

Het gekrioel rond de bar met rustig op hun beurt wachtende smachtenden leidt ertoe dat er soms discussie ontstaat. “Jij was eerst”, “nee hoor, jij staat er al veel langer”, waarop de bekende derde, er vol overtuiging en aangekondigd, met een biertje vandoor gaat.

“Jullie zijn er nog!” valse bescheidenheid en een semi verontwaardigd “hoezo niet” gemompel uit de zaal. Reikhalzend zelfs en direct weer stil. Met bluessongs zet Smither niet zozeer de toon, maar trekt je wel direct zijn muziek in. ‘Link Of Chain’ is er zo een. Bijna bedrieglijk lichtvoetig melodieus, maar intens gespeeld. Help me in het leven, hou me vast ook als ik loslaat.

De grote Chris voelt zich niet altijd een grote man. In de nabijheid van grote vriendin Eliza Gilkyson voelt hij zich soms nog dat jongetje in korte broek. Gearriveerd voelt hij zich zeker niet en als een ode brengt hij haar song ‘Calm Before The Storm’. Het jongetje speelt vaker op. In een snedige vertelling komt “kleine Chrisje” ten tonele. “De jaren vijftig, ik was acht jaar toen ons gezin naar New Orleans ging verhuizen. Mijn vader had een baan aan de universiteit gekregen. Een nieuwe buurt, nieuwe vriendjes zoeken en omdat New Orleans in die dagen streng katholiek was kreeg ik al snel de vraag van welke religie ik was. Geen idee (ik wist niet eens wat religie was). Dan ga je naar de hel! Dat leek niet best, maar geen idee waar dat was. Raad van mijn vader dan maar. Papa ga ik naar de hel? Na enig nadenken was zijn antwoord: dat zou best wel eens kunnen, maar de hel is maar een idee-fixe. Ik schoot er niet alles mee op want tja, wat is dat een idee-fixe. ‘If Not For The Devil’ dus. De zachte blues, de trieste God. En of de duivel ermee speelt, schakelt Chris tijdens de solo over op een andere song. Een hoofdschuddende hilariteit bij hemzelf alsof het zo had moeten zijn. Van die andere zo invloedrijke singer-songwriter Tom Petty is ‘Time To Move On’ De gefingerpickte melodie klinkt als een deining die je het staccato ritme doet vergeten. Smither speelt het als een springtouw onder een lied. Als melancholie en snelheid samengaan dan kan dat alleen maar met ‘Leave The Light On’. Voor Smither is discrepantie bijna een levensstijl, dat maakt zijn muziek zo rijk. Bitterzoet vaak met de schoonheid van het onmogelijke zoals ‘Lola’, met wrange humor, toch ook een song met een glimlach is. Met de ogen dicht muziek maken en als hij even opkijkt tijdens een lied dan staan zijn ogen nog naar binnen gekeerd. Verwondering over wat hij zelf heeft geschreven, deze wars van allure man die ons na een twintig tal songs niet te lang laat klappen voor een toegift.

Een concert om te laten zakken. De volgende dag denk ik terug aan die fantastische gitarist met die heerlijke solo’s op fijnzinnige manieren dwarsgezeten door die hersenhelft die hem steeds maar weer een spiegel voorhoudt. Bescheiden als een van de meest ondergewaardeerde meesters van de poëtische folkblues met een trouwe schare liefhebbers en een groot aantal collega’s die hem op een sokkel hebben gehesen. Nee, nog niet dood om met de dichter Leo Vroman te spreken, maar wel verwonderd over zichzelf en zijn publiek als zodanig achterlatend.

De foto’s Gerrie van Barneveld