Robert Connely Farr. De levensloop van deze “raak zingende Amerikaan” begint in Bolton -Mississippi. Geïnspireerd door het luisteren naar rock ‘n roll en hard rock belooft hij zichzelf (hij was toen twaalf jaar oud) ooit een band op te richten. Eerst nog even niet want Farr studeert architectuur en is betrokken bij het onbezoldigd realiseren van sociaal-maatschappelijke bouwprojecten. Met graagte vertrekt hij uit zijn thuisland en verhuist naar Vancouver, Canada. Tijdens een reis met zijn vader door Mississippi beland hij in het “Blue Front Café” van levende blueslegende Jimmy “Duck” Holmes die, naar eigen zeggen, de gitarist in hem ontdekt en hem op het spoor zet van de muziek uit dit gebied de “Bentonia/Delta Blues”. Zoals bekend is Holmes daar een prominent vaandeldrager van. De blues sluit aan bij Farr’s eigen ervaringen met het vaak ruwe en harde leven op het platteland.
Aanvankelijk speelt Farr in de band “Mississippi Live & the Dirty Dirty. Ze nemen een aantal albums op waarna hij onder eigen naam verder gaat. “Country Supper” is zijn vierde soloalbum. Het eerste, “Dirty South Blues” (2018), is een studio album dat in potentie al het geluid heeft van “Country Supper” maar een breder assortiment muziekstijlen bestrijkt en zeker al een aantal zeer intrigerende (blues)songs bevat. “Gasoline” (2020) is een verzameling probeersels en alternatieve versies, “Live In Eastvan”, eveneens uit 2020, is een weerslag van een stevig bluesrock” concert met band.
De leden van de band waarmee Farr “Country Supper” opneemt hebben allemaal een flinke staat van dienst in de aan Roots en folk gerelateerde muziek en maakten al deel uit van “Dirty Dirty”. Jay B. Jonson: drums, Jon Wood: gitaar, Tom Hillifer: bas en Ben Yardley: gitaar. Leuk detail is dat er zich onder hen een beeldhouwer en een ontwerper van “Tiny houses” bevindt. Samen met de voormalige architect Farr een bouwkundig ploegje. De opnames van “Country Supper” spelen zich in een vrij bizarre tijd af. Farr is enerzijds aan het bekomen van een periode flink alcohol gebruik. Anderzijds net geopereerd in verband met kanker en nog niet zeker van genezing. Het heeft vanzelfsprekend zijn weerslag op de muziek van dit album. Donker, zwaar leunend op zijn eigen leven en diep geworteld in de roots van de plaats waar hij opgroeide.
Van de dertig songs die voor het album zijn opgenomen selecteert Farr de vijftien meest persoonlijke. Het album begint als een uit de diepte opkruipende donkere toonladder met de boodschap: “Dit belooft wat”. Het intrigerende baswerk in deze song is in het vervolg van het album nog vaak te horen als een zeer wezenlijke ondergrond voor het dominant gruizig klinkende gitaarwerk en de met een donkere rand gepaard gaande zang. Farr zingt vanuit zijn tenen. Het slagwerk is in de meeste songs dienend en sterk geslagen. In “Must have Been The Devil” zijn deze elementen zo sterk aanwezig dat de ogen zich sluiten en de intensiteit van de song zich zonder enige moeite naar binnen vreet. Uitgesponnen Delta blues met Canadese invloeden (vaak meesters in slow music). Zowel de blues- als de iets meer Americana gerelateerde songs hebben een grote intensiteit. Op zich best gewaagd om deze genres soms naast elkaar te zetten, soms in elkaar te laten overvloeien omdat de blues zoals Farr het beoefend een kracht heeft die al het andere kan overvleugelen. Hij redt het met vlag en wimpel. “Lately” is daar een mooi voorbeeld van. In een song als “Bad Whiskey” verdenk ik Farr van een tranentrekkende bijna melige country satire met een autobiografisch ondertoontje. Een buitenbeentje evenals de country rocksong “Girl In The Holder” een kleine muzikale dissonant in het geheel. “Train Train” voluit afspelen is een ultieme blues ervaring. Te kort zou ik na afloop willen uitroepen. Op repeat dus! “I Ain’t Dyin”, de strijd tegen alcohol vervangen door de strijd tegen kanker is in een langzame Americana blues vervat. Intens en recht voor zijn raap. Typerend hoe Farr zijn problemen bijna even hard te lijf gaat als ze ontstaan. Schommelstoel blues? “Gimme Yo Money” afspelen. Een loom doorstomende hartenkreet. “I Know I Been Changed”, spiritual blues, de noodzaak om jezelf te overtuigen, is de afsluitende song. Vaker vertolkt maar heel mooi gekozen en intens gebracht.
Ik speel “Country Supper” en wordt er ingetrokken en tegelijker tijd staat het bezongen harde Amerikaanse leven zover van mij af dat ik ook (wederom) verbaasd ben. Aan de cultuur doen of de cultuur zelf leven is een groot verschil. Dit album is echter zo indringend dat het allerlei gevoelens oproept. Zelfs zonder de teksten volledig tot je te nemen. Luister, en je begeeft je in een bizar mooi album.