Ga naar de inhoud

Karen Dalton, Shuckin’ Sugar

Je ziet haar lopen, gebukt onder zichzelf. Regelmatig opgeraapt door mensen die van haar hielden als ze weer eens diep weggedoken in de duistere krochten van haar ziel drank en drugs omarmde. Het leven ontglipte haar. Haar muziek niet, haar stem ook niet. Bob Dylan noemde haar, in de Greenwich Village tijd in de vroege jaren 60, zijn favoriete zangeres. In 2018 bleken er door vrienden verschillende banden met live opnames te zijn bewaard. De net verschenen weerslag hiervan “Shuckin’ Sugar” dringt op dit moment mijn oren binnen.

Karen Dalton groeit op in Enid, Oklahoma in de periode van de “Dust Bowl”. Haar ouders zijn conservatieve Baptisten. Karen weet dus als geen ander waar de wieg van de folk staat. Ze heeft er zelf in gelegen. Ze trouwt, zwanger, op haar 16e en wordt een paar jaar later voor de tweede keer moeder. Haar afkeer van haar “huisvrouwen bestaan” en de hang naar het maken van muziek maakt dat ze huis, haard, man en kinderen verlaat. Muzikant zijn en carrière maken dat streeft ze na. Zij en haar 12 snarige gitaar de folk zingen en spelen. Een leven van armoede, dakloosheid, mislukte pogingen haar dochter bij zich te laten wonen, stemmingswisselingen en een flinke doses afkeer van het gangbare maken het leven moeilijk. Drank, heroïne en conflicten, het één vloeit uit het ander voort. Met haar soulvolle ruige, door velen geliefde. stem als krachtbron lukt het toch niet om door te breken. In ’69 krijgt ze de kans een album op te nemen “It’s So Hard To Tell Who’s Going To Love You The Best”. Gebarsten vibrerend zingt ze, slecht begeleid door zichzelf op de 12 snarige, een elektrische gitaar een bas en summiere drums, een blues-soul-jazz-folk album vol. Het verkoopt niet maar is werkelijk schitterend in al zijn sobere en sombere eenvoud. Michael Lang (de man van “Woodstock”) raapt haar op. Een ruimer opgezette band, moet haar geluid dichter bij een breder publiek brengen maar het naar voren treden in de grote openbaarheid mislukt door een te grootschalige aanpak die haar niet past. Het levert wel het prachtige album “In My Own Time” (‘71) op. Ze komt er niet meer bovenop en haar leven verloopt, tot haar dood op 55 jarige leeftijd in 1993, met dalen en diepe dalen.

In de loop van de jaren duiken links en rechts prachtige opnames op zoals op het album “1966” verzameld. Honderden cassette banden en een deel van haar dagboeken “komen om” bij een brand, daardoor is veel materiaal verloren gegaan. Des te opmerkelijker is het dat door de “Delmore Recording Society” opnames van een aantal concerten uit ’63 en ’64 zijn ontdekt. Gespeeld in een periode van relatieve rust in haar leven toen ze met toenmalige echtgenoot en medemuzikant Richard Tucker in Colorado verbleef. “Shuckin’ Sugar”, twaalf songs waarvan vijf in duet met Tucker. Traditionals, covers en oude liedjes, uitermate folky uitgevoerd in de traditionele zin van het woord maar ook fascinerend eigen omdat ze door Karen Dalton worden gezongen. “If You’re A Viper”, verhalend melodieus. “Ribbon Bow”, gevoelig ingetogen hippieachtig. “In The Pines” ruw, kaal en indringend. Ik heb het willen voorkomen maar laat ik het toch zeggen: Billy Holiday had familie kunnen zijn en niet eens zo’n erg ver familielid.

De opnames zijn vrij wisselend van kwaliteit. Dat heeft me vaak weerhouden van het luisteren naar “Lost Tapes” albums. In dit geval voegen de opnames veel toe aan het vrij summiere oeuvre van Dalton. Ik raad wel aan om, voor degenen die haar twee reguliere albums niet kennen, deze eerst te gaan luisteren om in de ban te raken. Daarna is “Shuckin’ Sugar” een logisch vervolg in de honger naar meer. Het leven en werken van Karen Dalton maakt haar tot een cultheld. Er is echter niets romantisch aan haar bestaan. Wat geldt is dat ze ondanks alles wonderbaarlijke muziek gemaakt heeft waarvoor een diepe dankbare buiging.