
De rijzige kaalhoofdige vriendelijk indringend ogende banjospeler Jacken Elsewyth heeft een derde soloalbum gemaakt. Spannend, want zij stuurt haar banjo regelmatig langs de randen van het invoelbare en trekt UK-folkmusic haar wereld binnen met een indrukwekkende muzikaliteit. Solo maar ook als lid van het ‘Shovel Dance Collective’ en haar ‘Betwix & Between’ projecten. (zie review van 5 oktober 2022)
Jacken groeit op in muziek. Haar ouders zijn leden van de psychedelische folkband ‘Sproatly Smith’ die binnen de Weirdshire-scene in het Engelse Hereford genesteld is. Een mooi citaat van Jacken is: “Ik veronderstel dat mijn interesse in muziek al op zo jonge leeftijd is ontstaan dat ik het niet bepaald als een kunstvorm onder de kunstvormen beschouw, maar als een natuurlijke aanwezigheid”. Ze maakt dan ook al van jongs af aan muziek en zoekt na gitaar en mandola naar een instrument waar ze meer kracht in kan leggen. Het ruwe gebruik van de ‘drone-snaar’ in de punk doet haar de mogelijkheden van de banjo ontdekken en haar liefde voor droneklanken toenemen. “Mijn muziek is een relatie tussen de meer traditionele muziek en het minder traditionele resultaat”. Die relatie gaat nog dieper, want Jacken bouwt haar instrumenten, volledig met de hand, zelf. Die driehoeksrelatie laat ze op het album ‘Banjo With The Sound Of Its Own Making’ uit 2021, schitterend horen, door haar banjospel te versmelten met geluiden van het maakproces.
Waar laten we ons na haar tweede soloalbum ‘Six Static Scenes’ uit 2022 mee in? Met acht traditionals en vier live-improvisaties. De laatste gaan niet uit van een context, maar ontstaan in de leegte die gevuld wordt met klank. Een droneachtig, een tokkelend zwevend, een chaotisch en een warm sidderend stuk. Avant-garde? Ja, in de omgeving van de traditionals zijn ze even losgezongen, als om de muzikale ledematen even los te schudden alvorens weer over te gaan op het anders laten klinken van bekende thema’s. De gestreken bas en het harmonium zijn de landschappelijke (drone) componenten waarin de mandoline ‘Singing Birds’ laat kwinkeleren. Een herhalende melodie zoals de onvermoeibare vogel die zijn doel nog niet bereikt heeft. Zet de knop rustig op repeat en ervaar de complexiteit van de eenvoud. De kern van deze traditional. ‘Sugar Hill’ bestaat uit alleen banjo en heeft een haast oosterse basis toon. ‘Sussex Waltz’ danst bekoorlijk kalm met een uit de krochten van een nachtelijke kelder opgestane basklank. Zelfs het ‘handgeklap’ is van een lome kalmte bij deze volkse banjomelodie. ‘A Fisherman’s Song For Attracting Seals’ is een lang uitgesponnen samenspel van bas, harmonium, shutri box, viool en banjo. Het water van de ‘Falls Of Richmond’ is als een witte stroom die met de blauwgroene weerspiegeling van de bomen haar onstuimige weg vindt. De banjo speelt dit schouwspel aan de oever gezeten op het donkere, door een gestreken bas verbeeld, gesteente.
Meer nog? Laat elke vergelijking varen evenals de tijdgeest en denk aan een mens die met vreugdevolle inspanning uit hout een instrument bouwt, de snaren opspant en gaat spelen met de voorbije eeuwen voor ogen alsof het haar eeuwen zijn. Eeuwen waarvan ze de ziel met liefdevolle ernst in haar eigen tonen vertaalt.