Ga naar de inhoud

Hartwin Dhoore Trio, Valge Valgus

Op 17 oktober 2020 schreef ik de review over “Waterman”, het voorgaande album van Hartwin Dhoore (ik citeer) de Vlaamse folk muzikant die sinds 2005 zijn lijfinstrument, de accordeon, bespeelt. Met zijn broers Koen en Ward vormt hij het Trio Dhoore. Tussen 2013 en 2019 maken ze vier instrumentale albums. De Scandinavische en Keltische landen bieden grif hun folk podia aan om op te komen treden maar vanzelfsprekend dienen ook de Benelux landen zich aan evenals Duitsland, Zwitserland, Canada en de VS. Met echtgenote singer-songwriter fluitist Leana Vapper maakt hij twee albums.

Waterman is een solo accordeonalbum dat ik destijds heb betiteld als een muziekstuk waarbij je, als de stemming daar is, kunt genieten van veel klank op de enkele toets. Op “Valge Valgus” zijn niet alleen de accordeontoetsen te beluisteren waardoor het een rijker geschakeerd en spannender album is geworden. Niets ten nadele overigens van “Waterman” want Dhoore is een uitblinkende componist-accordeonist.

Hartwin Dhoore laat zich inspireren door het landschap en de volksaard van Estland waar hij sinds vijf jaar, door de (muzikale)liefde gedreven, woont. Weidsheid, stilte, vriendelijkheid, uitgestrekte bossen en de kalmte dat het dunbevolkte land uitstraalt zijn de bronnen waaruit hij op “Valge Valgus” (Ests voor “Wit Licht”), put. De negen eigen composities neemt hij met twee Estse muzikanten op. Carlos Liiv (gitaar en zang) en Sofia-Liis Kose (viool en zang).

De kern van het album blijft de Keltisch-Scandinavische folkmuziek. De opener “Algus” (Begin) klinkt ook echt als: “hier zijn we dan”. Typerend snel fiddle-achtig gespeelde accordeon, gitaar, viool en vocale klanken. “Hooves” (Flow) is mooi opgebouwd en spannend snel met kleine rustmomenten. De elektrische gitaar en de drum-gitaarkast maken het “onfolks” dansbaar. “Udo” (Mist) doemt op met getokkelde gitaar en getokkelde viool. Flarden vocalen versterken het mysterieuze gevoel van heldere duisternis. In dit geval mag de titel leidend zijn want de compositie doet de naam eer aan. Op “Peegeldused” (reflecties) speelt Dhoore solo accordeon. Licht en bedachtzaam beginnend, verzwaard met een invallende baslijn naar wederom een lichte bedachtzaamheid. Deze compositie heeft uitermate fraai en kundig de zeggingskracht van de titel.

“Kajakad” (Meeuwen) slaat inderdaad de vleugels uit maar ik ervaar toch meer een snel vliegend visdiefje, de kop snel bewegend van recht vooruit naar beneden loerend op een malse vis. What’s in a name dit keer, maar zeker een lekkere vlieger met een spanningsboogje in het midden en gespeeld op viool, elektrische gitaar en accordeon. “Ösel Valss”, een wals met een mooi snippertje melancholie. Harmonium (Dhoore) met een weerkerend eenvoudig patroon, elektrische gitaar, viool en vocalen. Het harmonium geeft aan het eind het stokje over aan de akoestische gitaar en rond het stuk samen met de viool af. “Labürint” verrast door het gebruik van een bescheiden blazer. “Allikas” (Bron) welt op en wisselt spanning met ontspanning af. Het water ontspringt en stroomt kalm de wereld in. “Wit Licht” straalt tot slot een melancholieke rust uit. Niet een laatste rust maar een rust die we in de herhaling moeten zetten op de momenten van noodzakelijke bezinning.

Met dit slotstuk kan Dhoore verder bouwen aan een nog diepergaand oeuvre. Het is maar een wens van mijn kant. Wel een wens die hij ook zou kunnen hebben.